Rembrandt Zegers, juli 2021
(vrij naar het nieuwe boek van Sally Weintrobe**)
De planeet is in de houtgreep van plundering, verwaarlozing en uitputting. Hoe zorgen wij voor een andere orientatie, een ander idee over wat normaal is, een ander idee over de invulling van vrijheid en een ander idee over verantwoordelijkheid. Ik realiseer me dat het woord zorgen in deze zin centraal staat. Het woord ‘zorgen’ zag ik tot nu toe makkelijk over het hoofd. Ik associeerde het meestal met de activiteit van ‘iets voor elkaar krijgen’. Dat was in mijn denken de normaalste zaak van de wereld, iets regelen, iets fixen. Geen probleem ik ‘zorg ervoor’. Maar als ik er langer bij stil sta (met dank aan Sally Weintrobe) wordt het woord zorgen steeds interessanter. Als zelfstandig naamwoord verwijst het naar een mentale toestand, een bepaald soort gedachten, die niet altijd prettig zijn of gewenst. Zulke zorgen komen heel vaak voor maar worden niet als wenselijk ervaren, meer als belastend. Dat zijn zorgen waar je wat aan moet doen. Ze worden als privé beschouwd, als van jou. Jij moet er wat aan doen en anderen er niet te veel mee belasten. Ze roepen urgentie op, ze moeten worden opgeruimd, kunnen niet te lang blijven bestaan want eisen dan hun tol van degene die er last van heeft, maar mogelijk ook van zijn of haar omgeving.
Als werkwoord verwijst zorgen naar een activiteit, het onderhouden en bevorderen van iets dat zorg behoeft, zorg nodig heeft omdat het op eigen kracht niet kan bereiken wat gewenst is of zonder zorg niet optimaal uit de verf komt.
Melania Trump, maakt een statement ten tijde van de crisis aan de Mexicaanse grens waar honderden kinderen van hun ouders gescheiden zijn, dankzij het beleid van haar man. Ze loopt de trap op van het vliegtuig om een bezoek te brengen aan de opvangkampen.
Het woord zorgen heeft me nooit zo getrokken. Het was wat mijn moeder deed. Ze was voor het grootste deel van haar leven moeder en huisvrouw. Ze was er ook goed in om mij haar zorgen mee te geven en in te paperen. Haar zorgen waren om mij. Ze werden uitgedrukt in series verboden en geboden, handleidingen voor goed gedrag. In mijn geval kwam het er op neer dat ik vooral andere mensen niet voor het hoofd mocht stoten en altijd voor moest laten gaan, opdat ik niet in de problemen zou komen. Het gaf me een bedrukt gevoel en ik wilde mij ervan bevrijden. Dat is me aardig gelukt al kostte het heel wat jaren.
Maar een nieuw soort zorg heeft zich van mij meester gemaakt en laat zich elke dag gelden. Ik kan die het best omschrijven als een verzameling gevoelens die continue op de achtergrond aanwezig zijn. Als een ruis, een ruis van onveiligheid. Vluchten kan niet meer – was de titel van een populair cabaret liedje voor wie het nog weet. En later zei de popgroep Doe Maar het zelfde in hun prachtige nummer over Belgie. Mijn gevoelens van onveiligheid zijn fysiek vanwege de klimaat crisis. Ik hoef er niets voor te doen om net als Australische, Russische, Turkse, Groenlandse, Braziliaanse, Canadese en Amerikaanse mannen en vrouwen de lucht van bosbranden op te snuiven (zelfs als ik nog niet zo’n brand heb meegemaakt), een lucht die je snel herkent en die niet makkelijk uit je kleren te wassen is. Ik hoef er niets voor te doen om verdriet te voelen over de schildpadden die in de branden zijn omgekomen – in de bossen van Marmaris (gelukkig is er één gered door een dappere politieman). Ik hoef er niets voor te doen om de zalmen te voelen die wanhopig kouder water hopen te bereiken, terwijl ze sterven van de hitte, hun lichamen langzaam coagulerend, gekookt. Ik hoef er niets voor te doen om mij voor te stellen hoe mensen zijn verdronken in de recente overstromingen in Duitsland en Belgie. Het water komt zo snel in je huis dat je de deur niet meer uit kan. Je verdrinkt op de meest akkelige manier, in paniek, in ongeloof, om hulp schreeuwend, je mobiel is net onderwater verdwenen of je was op weg naar boven waar een kind ligt te slapen.
Mijn gevoelens van onveiligheid behelzen ook de politiek en andere mensen. Die gevoelens gaan verder dan me ontheemd voelen. Het gaat over vragen als: “Waar hoor ik nog bij, wie kan ik vertrouwen in de crisis van de planeet, de crisis van het kapitalisme?” Diep verscholen in die vragen ligt mijn zorg met betrekking tot de ideologie. Ik voel mij (niet meer) thuis in het kapitalisme. Ik geloof niet meer in een beperkte vorm van zorgen alleen voor mijn eigen portemonnaie. Ik geloof niet meer in de grondslagen van de spelregels van de economie. Ik geloof niet meer in de wijze waarop de samenleving nu problemen oplost door veel te beloven, maar bijna uitsluitend aan financiele knoppen te draaien en met subsidies te smijten. Klimaat- en biodiversiteitscrises worden als materiele (financieel meetbare) problemen gepresenteerd die in de vaart der volkeren technisch zullen worden opgelost. Ik geloof niet meer in een zorg die er uitsluitend lijkt te zijn om individuen weer op te lappen (fysiek en psychisch) en terug te sturen in de ratrace. Ik geloof niet meer in een zorg die stopt bij de grens van het bewaken van de vrije meningsuiting, I really don’t care do you? Ik geloof niet meer in ‘freedomday’, die wordt uitgeroepen omdat meer dan de helft van de bevolking is ingeent tegen Corona. Ik geloof niet meer in Richard Branson en Jeff Besos die miljarden investeren om mensen mee de ruimte in te nemen zodat ze kunnen zien hoe kwetsbaar de aarde is (miljarden mensen weten dat al, want ze leven hun eigen kwetsbaarheid). Ik geloof niet meer in duivelskunstenaars, zonder besef van onderlinge afhankelijkheid, zonder besef van wat het betekent om leven te bevorderen, zonder besef van begrenzing. Ik geloof niet meer in mensen als ze zich niet openlijk afvragen hoe nieuwe manieren van samenleven te creëren waar behalve verantwoordelijkheid voor jezelf ook verantwoordelijkheid voor anderen en voor de planeet centraal staan.
** Weintrobe, S. (2021). Psychological Roots of the Climate Crisis, Neoliberal Exceptionalism and the Culture of Uncare. Bloomsbury Academic.